Ik plant bomen.
Hou bij het planten rekening met de plaats die je hebt en die de bomen (en hun schaduw) zullen innemen wanneer ze volwassen zijn.
Bezit je een kleine tuin, plant dan maar één traaggroeiende boom of een dwergvariëteit. Plant de bomen ver genoeg van elkaar en minstens twee meter van de muur van je buren!
Graaf een grote diepe kuil: het beste is om 1 m3 aarde rul te maken voor een betere doorworteling. Dompel de wortelkluit in een mengsel van gelijke delen water, kleiaarde en koeiendrek of goed verteerde compost. Plant de boom zo dat de overgang tussen de stam en de wortel net boven de grond komt. Maak het gat dicht en vorm met de overblijvende aarde een ‘goot’ rond de plant, waarin je kan begieten. Tot slot kort je de takken met de helft in.